Inspiratie & info
![Backround](/_next/image?url=https%3A%2F%2Fhetvertellementbe-production-storage-2mn03dkbgiuq.s3.eu-west-1.amazonaws.com%2F48%2Fpicture-1.png&w=3840&q=75)
Aan de slag
Het Vertellement gebruiken in jouw klas.
Wil je meer weten over hoe je aan de slag kan met Het Vertellement in jouw klas? Klik op onderstaande vragen om meer info te krijgen.
Enkele vragen beantwoord
Een Gentse digitale meertalige kamishibai... da's een mondvol!
Maar wat betekent het?
Terug naar de basis: een kamishibai is een Japanse techniek waarbij een verteller een verhaal vertelt door verschillende prenten, één voor één, in een klein houten theater te schuiven. Elke prent toont een cruciaal moment uit het verhaal.
Die eeuwenoude verteltraditie namen we grondig onder handen. Het theater en de prenten maakten plaats voor videofilmpjes waarin Gentenaars een prentenboek voorlezen in hun moedertaal. In wel 40 talen: van Turks, Italiaans, West-Vlaams en Gents over Chinees, Engels tot Slovaaks.
Beknopte handleiding
Met deze knopte handleiding kan je oudere kinderen, jongeren of ouders helpen zich voor te bereiden om zelf een boek op een goede manier voor te lezen.
Voorbereiden:
- Lees het boek. Vind je het zelf een mooi verhaal?
- Heb je zin om het voor te lezen?
- Kijk goed naar de tekeningen. Spreken die je ook aan?
Vraag je af:
- Wat is belangrijk in het verhaal of in de tekeningen?
- Kan ik iets aanwijzen op de prenten?
- Kan ik ondersteunende geluiden maken? Zijn die een meerwaarde?
- Is stemmetjes gebruiken zinvol? Hou ik dat vol?
- Kan ik achteraf vragen stellen?
Oefenen:
- Lees het verhaal hardop voor jezelf, en doe dit een aantal keer:
dat zorgt dat je een rustig voorleestempo krijgt en dat je ‘proeft’ of het verhaal zich goed laat voorlezen. - Hoe klinkt jouw voorleesstem? Ze is goed verstaanbaar, duidelijk?
- Probeer ook eens een andere intonatie, andere klemtonen.
- Door luider of stiller te lezen kan je de aandacht vasthouden.
Wat ga je luider of juist stiller voorlezen, welke woorden, welke paragrafen? - Duid tijdens het lezen af en toe iets aan op een prent.
- Zorg dat je gezicht goed zichtbaar is tijdens het voorlezen.
Je kan expressie in je gezicht leggen (boos, blij, bang…), dat is belangrijk. - Indien je geluiden of stemmetjes wil gebruiken, zoek op welke plaatsen in het verhaal je dat wil doen.
Voorlezen:
- Stel eerst jezelf voor.
- Lees de titel en de auteur.
- Vertel iets over de kaft of het verhaal (bv: ‘het wordt spannend, luister maar’)
- of laat de kinderen voorspellen bij wat ze op de cover zien.
- Tracht door je houding rust uit te stralen.
- Lees voor:
- voldoende traag en zoals je oefende.
- hou af en toe even een stilte terwijl je iets aanduidt in de illustratie.
- lees de woorden uit het boek, verander zo weinig mogelijk woorden
- kijk regelmatig eens naar de kinderen dicht bij jou, zoek hun blik
- Afsluiten
- dit was ons verhaal.
- zeg misschien nog eens de titel.
- vraag of de kinderen, net als jij, ook van het verhaal genoten hebben.
- vraag of er iemand nog iets wil vragen over het verhaal.
Kleuters
Ontwikkelingsdoelen Nederlands
Luisteren
1.3 de kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen<
1.5 de kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen
Spreken
2.2 de kleuters kunnen spreken over ervaringen of gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over wat ze van anderen vernamen
2.3 de kleuters kunnen spreken over gevoelens als blijheid, angst, verdriet, verwondering
2.12 de kleuters zijn bereid om eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken
2.13 de kleuters beleven plezier in het gebruiken van taal en het spelen met taal in concrete situaties
Taalbeschouwing
5.1 de kleuters kunnen duidelijke vormen van mondelinge communicatie herkennen
5.5 de kleuters stellen zich vragen bij en reflecteren over taal en taalgebruik in concrete situaties:
- ritmische aspecten van taal, rijmen;
- intonatie en mimiek in relatie tot gevoelens, boodschap
Ontwikkelingsdoelen Muzische vorming
Beeld
3.5 de kleuters kunnen genieten van een gevarieerd aanbod van hedendaagse en klassieke kinderliteratuur, en voor hen bestemde culturele activiteiten
Media
5.1 de kleuters kunnen alert omgaan met voor hen bestemde audiovisuele boodschappen
5.2 de kleuters kunnen vaststellen dat klanken, beelden en bewegingen elkaar wederzijds beïnvloeden
Attitudes
6.1 de kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving
6.4 de kleuters kunnen respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en de andere culturen
Lager
Eindtermen Nederlands
Luisteren
1.7 de leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde informatieve tv.-uitzending.
Spreken
2.6 de leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten.
2.9 de leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen: in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen.
Taalbeschouwing
Overkoepelende attitudes
6.1 de leerlingen zijn bereid om op hun niveau:
- bewust te reflecteren op taalgebruik en taalsysteem.
- van de verworven inzichten gebruik te maken in hun talig handelen
6.2 bij het reflecteren op taalgebruik en taalsysteem tonen de leerlingen interesse in en respect voor de persoon van de ander, en voor de eigen en andermans cultuur.
6.4 met het oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en concrete taalgebruikssituaties op hun niveau reflecteren op:
- het gebruik van standaardtaal, regionale en sociale taalvariëteiten;
- het gebruik van in hun omgeving voorkomende talen;
- normen, houdingen, vooroordelen en rolgedrag via taal;
- taalgedragsconventies;
- de gevolgen van hun taalgedrag voor anderen en henzelf;
- talige aspecten van cultuuruitingen in hun omgeving.
Eindtermen Sociale Vaardigheden
Domein relatiewijzen
1.2 de leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
1.6 de leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
Domein gespreksconventies
2. de leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
Domein samenwerking
3. de leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
Eindtermen Muzische Vorming Attitudes
6.3 de leerlingen kunnen genieten van het muzisch handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen.
Het Vertellement activiteiten
We bieden hier een overzicht van activiteiten die je kan toepassen bij de verhalen van Het Vertellement.
DRIE MAAL LUISTEREN
Eerste beluistering
Geef de kinderen geen specifieke luisteropdracht, maar peil na het voorlezen alleen naar hun ervaringen:
- Hoe voelde het om naar een verhaal te luisteren in een vreemde taal?
- Begreep of herkende je bepaalde woorden toch? Waar heb je die al eerder gehoord?
- Begreep je iets van het verhaal? Was het moeilijk? Waarom wel of niet? Wat hielp om er toch iets van te begrijpen?
- Heb je er niets van begrepen? Hoe komt dat? Hoe voelde dat?
- Bleef je de hele tijd aandachtig luisteren? Was het moeilijk om aandachtig te luisteren? Hoe komt dat?
- Heb je iets van het verhaal begrepen denk je?
- Welke 'strategieën' kunnen de kinderen gebruiken als ze de taal niet begrijpen om het verhaal toch wat te begrijpen?
Waarop gaan ze letten? Over welke informatie beschikken ze en zetten ze in?
Tweede beluistering
Geef de kinderen vooraf de volgende opdracht mee:
- Hoe klinkt deze taal? Hard, zacht, zangerig, boos, bevelend, lief, troostend, kortaf...
- Waaraan doet de taal je denken?
- Heb je deze taal al ergens gehoord? Op reis, liedjes, filmpjes, buren, vrienden,...
Laatste beluistering
Laat de kinderen letten op de verschillen tussen Nederlands en de taal waarin wordt voorgelezen, of tussen hun moedertaal en de taal waarin wordt voorgelezen:
- Wat doet die taal zo anders klinken dan Nederlands, dan de taal die je gewoon bent te horen?
- Hoor je klanken die je nog nooit gehoord hebt? Kan je een voorbeeld nazeggen?
GESPREKSVRAGEN BIJ ELK VERHAAL
Deze tips komen vooral uit de ‘Lestips’ bij het project O Mundo van Iedereen Leest. + enkele tips uit ‘Meertaligheid: een troef!’ van Ayse Isçi en Sara Gielen.
Gevoel
- Hoe klinkt taal x?
- Welk gevoel krijg je bij die taal?
- Welke kleur zie je?
- Waaraan doet de taal je denken?
Woorden herkennen
- Herkennen ze woorden?
- Kennen ze nog woorden uit andere talen die hier op lijken?
- Zijn er woorden die ze begrijpen, die ze kennen?
- Lijken deze woorden op andere woorden in een taal die ze begrijpen?
- Hebben ze woorden begrepen door de context in het verhaal?
- Moet je alle woorden in een verhaal begrijpen om te weten waarover een tekst gaat?
Intonatie, mimiek en lichaamstaal van de voorlezer
Visuele ondersteuning en gebaren helpen om de tekst in een vreemde taal voor iedereen toegankelijk te maken.
- Wat deed de voorlezer zodat je toch bepaalde dingen begreep?
Een ander schrift
Sommige boeken die voorgelezen worden zijn geschreven in een ander schrift.
- Hebben de kinderen gelet op de letters, de lettertekens? Wat viel op? Zagen ze er hetzelfde uit als in het Nederlands? Als in jouw thuistaal?
- Sommige boeken worden ook in een andere richting gelezen.
- Is het één van de kinderen opgevallen?
- Kan iemand het tonen hoe er in dit boek voorgelezen werd? Hoe doen we het in het Nederlands?
Voorspellen
Laat de kinderen via gerichte kijkopdrachten het verhaal, het herkomstland en de taal van het boek / de voorlezer voorspellen.
Pauzeer af en toe het beeld bij een prent, bij de cover.
- Stel vragen over wat ze zien, gezien hebben.
- Wat zal er hierna gebeuren? Hoe gaat het verhaal verder?
- Stimuleer de kinderen om hun waarnemingen zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven.
Niet: ‘Ik zie een man in de sneeuw’, maar ‘Ik zie een man met een lange mantel en een ronde hoed lopen door dikke sneeuw. Hij draagt iets blauws in zijn armen’.
Zo ervaren de kinderen dat ze door nauwkeurig te kijken, veel informatie kunnen halen uit een prent. - Koppel het resultaat terug naar de voorspellingen van de kinderen: hadden ze het goed geraden?
Sluit aan bij de leefwereld en eigen ervaringen van de kinderen.
- Welke verschillende talen of taalvariëteiten spreken de kinderen zelf?
- Met wie spreken ze die taal?
- Hoe voelt het voor jou om die taal (ook) te spreken?
Gebruik hier bv het Gentse filmpje voor, ook in het Nederlands spreken we soms “meerdere” talen.
DOE-OPDRACHTEN
Werk rond Het Vertellement een project uit dat als een rode draad doorheen het hele schooljaar loopt. Je kan onderstaande activiteiten apart uitvoeren of als één groot project.
- Organiseer een reis rond de wereld waarbij je elke week/maand één van de boeken/talen in de kijker zet.
- Duik met dekinderen in de atlas. Duid met een vlaggetje de landen die bij de verhalen/ de talen horen aan op een wereldkaart, zo reizen de kinderen visueel mee met de boeken. Hang de kaart in de klas.
- Nodig ouders uit van de 'passende' taal om extra verhaaltjes voor te lezen, te komen vertellen over dat land,...
- Verzorg een ontbijt of een maaltijd passend bij een taal.
- Leg een woordenboekje aan per taal die je aanpakt:
- Bespreek eerst met de kinderen welke woorden ze vertaald willen krijgen. Welke woorden gebruiken ze vaak? Welke woorden vinden ze mooi en willen ze graag ook in andere talen leren kennen?
- Vraag ouders om woorden te vertalen, laat kinderen thuis vertalingen opvragen, ga in de buurt op talen-sprokkel-tocht
- Maak bij elk woord een mooie tekening
- Maak in de klas/school een talenmuur die kan aangroeien doorheen het jaar (bvb wanneer kinderen op reis geweest zijn, brengen ze foto's mee van verschillende talen)
- Ga in de buurt op 'talen-rooftocht': neem foto's van verschillende schriften, woorden in verschillende talen die hetzelfde betekenen: bakker, slager, namen van groenten en fruit, ...
- Kallifragie-workshops (betrek ouders) zorgen er voor dat de talenmuur ook met kunstige woordwerkjes wordt verrijkt
STRATEGIEËNONDERZOEK
Laat de kinderen bewust nadenken over de door hen ingezette kijk-, luister- en taalstrategieën om een verhaal toch te begrijpen, ook al kennen ze de taal niet of niet zo goed. Doe dit aan de hand van een stellingenspel.
- Verspreid vijf flappen over het bord en de muur. De kinderen moeten voldoende plaats hebben om rond te lopen van de ene naar de andere flap.
- Schrijf op elke flap een stelling:
-
- Ik vond het moeilijk om mijn aandacht bij de voorgelezen tekst te houden.
- De meeste informatie over het verhaal haalde ik uit de tekeningen.
- Ik kende een aantal woorden uit het verhaal uit liedjes, van de televisie of van het internet. Dat maakte het makkelijker om het verhaal te begrijpen.
- Ik begreep een aantal woorden uit het verhaal omdat ze op woorden in het Nederlands lijken. Dat maakte het makkelijker om het verhaal te begrijpen.
- De intonatie, mimiek en lichaamstaal van de voorlezer hielpen me om het verhaal te begrijpen.
- Schrijf de stelling over de hele breedte van de flap.
- Halfweg het blad trek je een horizontale lijn. Helemaal links schrijf je ‘waar’, helemaal rechts schrijf je ‘niet waar’. Zo krijg je een waardeschaal.
- Elke leerling krijgt vijf bolletjes.
- De kinderen lezen de stellingen en plakken hun bolletje op een plaats naar keuze op de schaal.
- Bespreek opvallende resultaten op de schaal. Wie wil, mag zijn of haar antwoord toelichten.
Letters kwijt
naar een idee uit ‘Talen op een kier’ van Sofie Jonckheere, Hadewijch De Doncker en Hilde De Smedt
- Zoek op het internet opschriften of zinnen in vijf verschillende schriftsystemen: het Latijnse alfabet, het Thaise alfabet, het Arabisch, het Chinees en het Cyrillisch.
- Mag het nog wat moeilijker voor je klas? Voeg dan ook het Grieks en/of Hebreeuws toe.
- Als je school in een taalrijke buurt ligt, is het natuurlijk extra leuk en zinvol om daar zelf of met de kinderen zelf foto’s van te nemen.
- Maak kaartjes waarop je telkens een letter uit een ander alfabet zet. De verschillende alfabetten vind je makkelijk via Google Afbeeldingen. Zorg voor een vijftiental kaartjes (drie per alfabet) in het totaal.
- Hang de foto's uit in de klas.
- Bespreek elke foto kort:
- Wat zie je hier?
- Wie herkent een alfabet?
- Waar heb je dat al eens gezien?
- Wie kan zelf iets in een ander schrift schrijven? Moet je dan anders denken?
- Vertel dat je lettertekens uit de verschillende alfabetten in de klas verstopt hebt.
- De kinderen krijgen een vooraf afgesproken tijd om ze te zoeken.
- Wie een letterteken gevonden heeft, legt/hangt het bij de juiste foto.
- Controleer klassikaal en bespreek de opdracht kort na:
- Was het moeilijk?
- Waarop heb je gelet bij het ordenen van de lettertekens?
- Welke tekens lijken op elkaar?
- Welke alfabetten lijken meer op elkaar dan andere?
- Eventueel kan je de kinderen nog een spelletje memory laten spelen met de lettertekens. Voorzie dan een dubbele set kaartjes.
In mijn klas zitten kinderen die de taal van één van de verhalen spreken en/of begrijpen. Hoe werk ik met Het Vertellement?
Het Vertellement is in eerste plaats bedoeld om klassikaal te gebruiken. Kinderen die de taal kennen, worden plots expert, krijgen erkenning en waardering in de groep.
- 'Geef die kinderen de rol van expert over hun talige en culturele achtergrond.'(1)
- Neem die meertalige kinderen als gids onder de arm, want wie kent beter dan hen de wereld aan de andere kant van het venster?'(2)
- ‘Wanneer je erkenning geeft aan de thuistaal van een kind, druk je indirect ook je waardering uit voor de culturele identiteit van dat kind en toon je dat ook die taal belangrijk is.' (3)
- ‘Kroon dat kind uit hetzelfde herkomstland als het boek tot bondgenoot. Ze kunnen a.d.h.v. het boek iets over hun land, taal en cultuur vertellen. Een workshop geven in hun taal. Het kind is dan de leerkracht en leert zijn klasgenootjes basiswoordenschat (bijvoorbeeld de kleuren in zijn thuistaal). Dat stimuleert het welbevinden van het meertalige kind en laat de andere kinderen voelen hoe moeilijk het is in een andere taal naar school te gaan. Zorg ervoor dat het kind zich bijzonder en belangrijk voelt, dat het dankzij zijn thuistaal en -cultuur een streepje voor heeft op de anderen. Laat voelen dat hun thuistaal en -cultuur een rijkdom is waarop de kinderen trots mogen zijn. Bewonder hun meertaligheid.’ (4)
Je kan Het Vertellement ook individueel gebruiken, genieten van een verhaal in de taal van het individuele kind, al is dat niet het eerste opzet van ’t Vertellement.
- Uit ‘Meertaligheid: een troef!’ van Ayse Isçi en Sara Gielen
- Uit: O Mundo, algemene lestips. Inge Umans en Marit Trioen
- Uit: Vijf tips om moedertalen in te zetten in je klas. CTO
- Uit: O Mundo. Algemene lestips. Inge Umans en Marit Trioen
Niemand verwacht natuurlijk dat jij alle aanwezige talen beheerst. Als leerkracht is het belangrijk dat je openstaat voor en nieuwsgierig bent naar andere talen, maar je moet ze de kinderen niet aanleren. Het is dus niet nodig om de verschillende talen te kennen en te begrijpen. Je kan ze samen met je leerlingen verkennen en onderzoeken.
De kracht zit vooral in jouw interesse en openheid om met alle aanwezige talen aan de slag te gaan. Je eigen verwondering en enthousiasme voor andere talen, voor het ongekende, is een belangrijk rolmodel voor de kinderen.
Bekijk zeker ook de andere fiches om ideeën op te doen.
Neem ook een kijkje op Kleutergewijs.
Als er geen enkel verhaal bij is in de talen die de kinderen in je klas spreken, dan kan je Het Vertellement gebruiken om aan taalsensibilisering te werken via algemene zaken die je kan toepassen bij elk verhaal.
Taalsensibilisering werkt in meerdere richtingen. Enerzijds brengt het kinderen in contact met de taaldiversiteit in de klas en/of maatschappij, anderzijds bevestigt het hen in hun meertalige identiteit. De bedoeling is een positieve attitude te bevorderen ten opzichte van de eigen en ander talen en culturen. Op die manier worden ze voorbereid op een talige en cultureel diverse maatschappij.
Daarom is werken aan taalsensibilisering (met bv. Het Vertellement) voor alle klassen waardevol, zowel in die waar veel talen worden gesproken als in meer taalhomogene klassen. Ook dialecten, gebarentaal of chattaal kunnen in taalsensibilisering aan bod komen. In Het Vertellement zit bv. ook een filmpje in het Gents, in het West-Vlaams en in gebarentaal.
Bij talensensibilisering werk je aan doelen op drie domeinen: attitude, kennis en vaardigheden. Die doelen sluiten aan bij de eindtermen (lager onderwijs) en de ontwikkelingsdoelen (kleuteronderwijs).(1)
Attitude: creëren en interesse wekken voor (andere) talen en culturen.
Het belangrijkste doel van talensensibilisering is het creëren van openheid voor taaldiversiteit in de wereld, op school en in de klas. Leerlingen beschouwen verschillende talen als gelijkwaardig en durven zich te uiten in hun thuistaal.
- Kennis: kennis verwerven over (andere) culturen en talen. Weten dat er verschillende talen bestaan.
Talensensibilisering is ook bedoeld om kennis en bewustzijn over taal, taalvariëteiten en talen te verhogen. Kinderen, maar ook leerkrachten, gebruiken verschillende talen of taalvariëteiten wanneer ze met verschillende mensen spreken. Door na te gaan op welke momenten ze welke taal met wie spreken, krijgen leerlingen ook inzicht in hun eigen (meer)talige identiteiten en die van hun medeleerlingen. Zo (h)erkennen ze beter talige achtergronden en beschouwen ze die als waardevol.
- Vaardigheden: ontwikkelen van interculturele vaardigheden. Leerlingen kunnen gelijkenissen en verschillen herkennen en benoemen. Ze kunnen vanuit concreet materiaal reflecteren over klanken en woorden.
Via talensensibilisering krijgen de kinderen een groeiend inzicht in taal als fenomeen, hoe taal functioneert en gelijkenissen en verschillen tussen talen. Ze ontdekken bijvoorbeeld dat niet alle schriften dezelfde lettertekens gebruiken, dat er taalfamilies bestaan, en dat niet alle letters op dezelfde wijze worden uitgesproken.(1)
Waarom werken aan talensensibilisering?
Talensensibilisering bereidt kinderen voor op een maatschappij waarin talige en culturele diversiteit een feit is.’ Zie www.meertaligheid.be en Handleiding talensensibilisering.
Wat als niemand de verhalen begrijpt?
Zie ook fiche: Welke activiteiten passen bij Het Vertellement?
- Uit cursus ‘Krachtige leeromgeving: Meer-talig’ Arteveldehogeschool. Opleidingsteam OKO
- Uit: O Mundo . Algemene lestips. I. Umans en M. Trioen
- Uit ‘Meertaligheid: een troef!’ van A. Isçi en S. Gielen en https://meertaligheid.be/ en https://diversiteitenleren.be/materiaal/materialen/talensensibilisering )
Mijn leerlingen zijn al wat ouder. Prentenboeken gebruiken en voorlezen, is dat wel zinvol?
Prentenboeken kan je inzetten bij alle leeftijden. De gebruikte taal richt zich meestal naar volwassenen.
Suggesties:
- Zoek verhalen die aansluiten bij de interesse, leefwereld en belevingswereld van de klas: kies dat verhaal om naar te kijken/luisteren. Ga een gesprek erover aan met hen.
- Zijn er leerlingen in je klas die één van de talen uit Het Vertellement spreken? Laat hen iets vertellen over hun taal, cultuur. Laat de hele klas luisteren naar (een deel) van het verhaal. Heeft iemand er iets van begrepen? De leerlingen die de taal kennen, bevestigen of het klopt. Zij worden expert.
- Kies een taal die niemand kent. Laat de leerlingen aandachtig naar de prenten kijken en luisteren: begrijpen ze iets van het verhaal? Herkennen ze woorden of kunnen ze raden wat bepaalde woorden betekenen? Blijven ze geboeid? Indien ja: hoe komt dat, wat helpt hen? Indien niet: waardoor komt dat, wat zou kunnen helpen om het boeiender te maken?
- Voorlezen: niet gemakkelijk. Idee: laat de leerlingen zelf voorlezen uit een prentenboek. Oefen met hen waar je op moet letten (tempo, intonatie, mimiek, prenten, begrip van het verhaal…). Kijk naar een aantal filmpjes van Het Vertellement: zien ze voorlezers die het heel goed doen, waar ligt dat dan aan, wat spreekt hen aan?
- Zoek een kleuterschool om ‘voor echt’ voor te lezen, in de klas of in de bib. Vraag in de bib of de medewerkers jonge luisteraars kunnen vinden.
- Bekijk ook de fiche: Welke activiteiten passen bij Het Vertellement?
- Bekijk ook de suggestie bij de fiche: Hoe en waarom ouders betrekken?
- Bekijk ook de fiche: Hoe worden kinderen, jongeren of ouders goede voorlezers?
- Zet ouders in als taalexpert.
Door de ouders te benaderen als deskundigen in de eigen taal, krijgen ze erkenning en waardering, en winnen ze aan zelfvertrouwen in hun communicatie met het schoolteam en de begeleiders van buitenschoolse opvang. Door de thuistaal een plek te geven in de klas worden alle ouders aangesproken op hun expertise, en niet enkel de Nederlandssprekende ouders. Door op school interesse te tonen voor de meertalige thuissituatie laat je zien dat je de volledige identiteit van het kind belangrijk vindt, wat een positief effect kan hebben op hun betrokkenheid bij de school en ook op het kind zelf.
Betrek de ouders bij het boek en de school op een laagdrempelige manier. De samenwerking in de klas is verbindend voor ouder en kind, en voor de ouders met de school.
Nodig ouders uit om samen (met de klas en hun kind) naar een verhaal in hun thuistaal te luisteren. Zet meertalige ouders in om het gebeuren rijker te maken. Door te starten met samen naar een verhaal te luisteren, maak je de stap voor meertalige ouders mogelijks kleiner om zelf voor te lezen in de eigen taal.
Suggesties:
- vooraf kort vertellen waarover het boek in het filmpje gaat
- vooraf met de kinderen (van dezelfde taalgroep van het filmpje) in gesprek gaan over:
* het onderwerp van het boek, de illustraties, een bepaald dialect waarin voorgelezen wordt
* de klasgenoten gericht laten kijken/luisteren door bvb het woord voor 'tijger' (mogelijks hoofdpersonage) in de andere taal aan te leren
- de kinderen leren tellen, goeiedag zeggen,… in de taal van het filmpje
- als vertaler naar het Nederlands, achteraf
- het verhaal achteraf opnieuw laten vertellen met eigen woorden – in de taal van het filmpje en/of in het Nederlands
- andere boekjes in de taal van het filmpje voor te lezen
- verteltassen maken bij de filmpjes: met speelmateriaal, doe-opdrachten, knuffels, gerelateerde voorwerpen, het boek zelf
- organiseer andere activiteiten rond voorlezen en nodig hen uit om mee de activiteit te begeleiden
Bronnen: Van Praag et al., 2016.; O Mundo, algemene lestips. Inge Umans en Marit Trioen ; Meertaligheid: een troef!’ van Ayse Isçi en Sara Gielen